Le contenu de cette page n’est disponible qu’en néerlandais.
Over ongeveer één maand (17 augustus 2015) is het zover. Dan treedt de Europese Erfrechtverordening (ook wel "Brussel IV" genoemd) in werking. Hierna worden de belangrijkste kenmerken van de Erfrechtverordening in een notendop besproken.
Over ongeveer één maand (17 augustus 2015) is het zover. Dan treedt de Europese Erfrechtverordening (ook wel "Brussel IV" genoemd) in werking. Hierna worden de belangrijkste kenmerken van de Erfrechtverordening in een notendop besproken.
De Erfrechtverordening harmoniseert het internationaal privaatrecht met betrekking tot de bevoegde rechter, het toepasselijk recht en de uitwerking van authentieke akten en gerechtelijke beschikkingen op het vlak van erfenissen. Ook de vereffening-verdeling van een internationale nalatenschap zou moeten vereenvoudigen, o.m. via de invoering van de Europese Erfrechtverklaring.
De Erfrechtverordening is ontstaan vanuit een toenemende internationalisering. De cijfers liegen er niet om. Ongeveer 12,3 miljoen Europeanen wonen niet in het land waarvan ze de nationaliteit hebben. En jaarlijks zijn er ongeveer 450.000 nalatenschappen in Europa die een internationaal karakter vertonen.
1. Toepassingsgebied
De Erfrechtverordening is allereerst van toepassing in alle landen van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Voor deze landen zullen de huidige regels van internationaal privaatrecht (IPR) dus van toepassing blijven.
De Erfrechtverordening is van toepassing op de erfopvolging van een persoon die overlijdt op of na 17 augustus 2015. Dat wil zeggen dat de huidige regels van toepassing blijven indien het overlijden plaatsvindt voor die datum. Dit betekent echter niet dat men automatisch verplicht is om zijn planning opnieuw te bekijken op 17 augustus 2015. De Erfrechtverordening respecteert rechtshandelingen die voor 17 augustus 2015 geldig zijn gesteld. Zij "valideert" bovendien alle rechtshandelingen die thans ongeldig zouden zijn, maar wel geldig zijn onder het regime van de Erfrechtverordening.
Tot slot is de Erfrechtverordening van toepassing op alle regels van de afhandeling van de nalatenschap. Vanaf het ogenblik van het overlijden tot en met het ogenblik van de daadwerkelijke verdeling van de nalatenschap. Zo vallen de volgende regels onder de Erfrechtverordening (art. 23 Erfrechtverordening): de regels in verband met onwaardigheid, inbreng en inkorting, omvang van de reserve, aansprakelijkheid voor schulden van de nalatenschap,...
Een aantal zaken worden uitdrukkelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van de Erfrechtverordening. Het huwelijksvermogensrecht, schenkingen, bedingen van aanwas, enz. worden niet geregeld door de Erfrechtverordening. Belangrijk is dat ook de fiscale gevolgen van een overlijden niet worden geregeld door de Erfrechtverordening. En daar schuilt (nog steeds) een groot knelpunt van internationale nalatenschappen. We gaan dit hierna niet toelichten, maar u kunt er hier (http://www.cazimir.be/nieuws/104/) meer over lezen.
2. Welke rechter is bevoegd?
De gewone verblijfplaats van de erflater bij zijn overlijden neemt een centrale plaats in. Het is de rechter van dit land die bevoegd is voor de vereffening-verdeling van de nalatenschap (art. 4 Erfrechtverordening). Andere rechters (bijvoorbeeld de rechter van het land waar het onroerend goed is gelegen) zijn niet langer bevoegd. De bevoegdheid heeft universele werking. Dit betekent dat de "Europese" rechter ook bevoegd is om zich uit te spreken over niet EU-goederen.
Voorbeeld 1: Een Belg overlijdt in Brugge. Tot zijn nalatenschap behoort een appartement in Bali. De Belgische rechter kan zich ook uitspreken over de vererving van dit appartement.
De gewone verblijfplaats bij overlijden wordt niet gedefinieerd in de Erfrechtverordening. Om de gewone verblijfplaats te bepalen, moet de rechter alle aspecten van het leven van de erflater in overweging nemen en zo de gewone verblijfplaats bepalen. De domicilie (= officiële woonplaats) is daarbij maar één van de criteria. Het zal niet altijd een evidente zaak zijn voor een rechter om een oordeel te vormen over de verblijfplaats van een persoon die hij niet kent en op basis van gegevens die hem worden aangereikt door de erfgenamen. Deze erfgenamen kunnen er soms belang bij hebben om te verdedigen dat de erflater in een ander land woonde, waardoor dus een andere rechter bevoegd is.
Voorbeeld 2: Een Belg brengt de helft van zijn tijd door in zijn huis in Gent en de ander helft in zijn appartement in Amsterdam. De bevoegdheid van de Belgische of Nederlandse rechter heeft belangrijke gevolgen. In principe zal de Belgische rechter zijn recht moeten toepassen en de Nederlandse rechter zijn recht. Aangezien het Belgische en Nederlandse erfrecht aanzienlijk van elkaar verschillen, kan een erfgenaam er belang bij hebben om de zaak te laten voorkomen bij de Belgische dan wel de Nederlandse rechter.
Er gelden wel een aantal uitzonderingen op deze regel.
(1) Zo kunnen erfgenamen beslissen om de vereffening-verdeling van een nalatenschap te laten beslechten door de rechter van het land van de nationaliteit van de erflater, indien de erflater rechtskeuze heeft gedaan voor het recht van zijn nationaliteit (zie verder).
(2) Verder is een "Europese" rechter ook bevoegd over de hele nalatenschap indien de gewone verblijfplaats van de erflater buiten de EU gelegen is, namelijk indien er:
(a) goederen in een Europees land gelegen zijn;
(b) de erflater de nationaliteit had van dat land of er zijn vorige gewone verblijfplaats had, en deze verblijfplaats niet meer dan vijf jaar voor het overlijden is gewijzigd.
Voorbeeld 3: Een Belg overlijdt in Amerika (waar hij woonde). Tot zijn vermogen behoorde een appartement in Brussel. De Belgische rechter zal bevoegd zijn over de hele nalatenschap omdat de erflater de Belgische nationaliteit had en er nalatenschapsgoederen in België gelegen zijn.
In deze gevallen zal de "Europese" rechter dus verplicht worden het recht van een niet-EU land toe te passen (zie verder).
3. Welk recht moet hij toepassen?
Zodra de bevoegde rechter gekend is, kunnen we nagaan welk recht hij moet toepassen. Dat is in principe het recht van de gewone verblijfplaats van de erflater bij zijn overlijden. Op die manier wou de Europese wetgever het bevoegde gerecht en het toepasselijk recht zoveel als mogelijk "uniformiseren", nl. een rechter past zijn eigen recht toe.
Toch zijn er twee belangrijke uitzonderingen.
(1) De eerste uitzondering is de zogenaamde "escape-clausule". Als uit alle omstandigheden blijkt dat er een kennelijk nauwere band is met een ander land dan het land waarvan het recht moet worden toegepast (het recht van het land van de gewone verblijfplaats bij het overlijden), dan is het recht van dat ander land van toepassing.
Voorbeeld 4: Een Italiaanse vrouw uit Milaan heeft een appartement aan de Belgische kust, waar zij af en toe een week verblijft. Tijdens één van haar verblijven heeft zij een auto-ongeval en is gedurende enkele maanden in België gehospitaliseerd. Zij overlijdt aan haar verwondingen. Haar gewone verblijfplaats bij het overlijden is België. Toch lijkt het in deze omstandigheden dat het Italiaanse recht de erfopvolging moet beheersen, omdat deze situatie kennelijk nauwere banden vertoont met Italië dan met België.
(2) Eén van de grootste vernieuwingen (vanuit Belgisch oogpunt) is de mogelijkheid tot rechtskeuze. Men heeft de mogelijkheid om een rechtskeuze te maken en te bepalen dat het recht van het land van de nationaliteit de erfopvolging zal beheersen (art. 22 Erfrechtverordening).
Voorbeeld 5: Een Portugese man uit Antwerpen doet rechtskeuze voor het Portugese recht. De Belgische rechter (rechter van het land van de gewone verblijfplaats) moet het Portugese recht toepassen.
Belangrijk daarbij is dat de "escape-clausule" (zie hoger) niet kan worden toegepast bij een rechtskeuze, ook niet indien zou blijken dat de man al jaar en dag niet meer in Portugal komt.
Ook het feit dat de Portugese reserve kleiner is in omvang dan de Belgische reserve, is ons inziens geen reden om de toepassing van het Portugese recht buiten spel te zetten. Over dit laatste is in het verleden nochtans heel wat discussie geweest. De discussie betrof de toepassing van artikel 35 ErfVo (artikel 27 in het eerste voorstel van de Europese Commissie), dat luidt: "De toepassing van een bepaling van ongeacht welk bij deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien zulks kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde (ordre public) van het land van het forum."
Voorbeeld 6: Cf. voorbeeld 3. De Portugese man laat drie kinderen na. De man geeft zijn volledige nalatenschap aan zijn echtgenote. De kinderen hebben gezamenlijk een reserve van 1/2. Volgens het Belgische recht bedraagt hun reserve samen 3/4 (dus meer dan in het Portugese recht).
De meerheid in de rechtsleer aanvaardt thans dat het loutere feit dat de Portugese reserve kleiner is dan de Belgische reserve geen reden is om het Portugese recht niet toe te passen omdat het Portugese recht strijdig zou zijn met het Belgische recht (cf. artikel 35 ErfVo).
Welke nationaliteit men heeft, is niet relevant. Ook bijvoorbeeld de Chinese of Thaise nationaliteit komt in aanmerking om rechtskeuze te doen voor het Chinese of het Thaise recht. Heeft men de dubbele nationaliteit, dan kan men voor één van beide nationaliteiten kiezen.
Het moge duidelijk zijn dat deze rechtskeuze in de praktijk heel wat mogelijkheden biedt in het kader van een successieplanning.
4. De Europese Erfrechtverklaring
Een laatste belangrijke innovatie van de Erfrechtverordening is de Europese Erfrechtverklaring. De idee van de Europese Erfrechtverklaring is een eenvoudige identificatie van erfgenamen, legatarissen en beheerders van nalatenschappen. Dit is vandaag een struikelpunt in internationale nalatenschappen. Elk land vereist andere documenten om zijn hoedanigheid van erfgenaam aan te tonen. Hieraan zou een einde moeten komen met de Europese Erfrechtverklaring.
De Erfrechtverklaring moet worden aangevraagd in het land waarvan de rechters bevoegd zijn. Dit moet niet noodzakelijk worden opgemaakt door een rechter. Men verwacht dat ook Belgische notarissen bevoegd zullen zijn voor het opmaken van de Europese Erfrechtverklaring. Voor deze aanvraag is een standaardformulier beschikbaar (Formulier IV in bijlage 4: link). Ook voor de erfrechtverklaring zelf is een standaardformulier vastgesteld (Formulier V in bijlage 5: link). Dit zal de eenvormigheid in het gebruik van de erfrechtverklaring in de diverse lidstaten ongetwijfeld ten goede komen. De erfrechtverklaring onder meer informatie over de erflater, de rechthebbenden en hun erfdeel, het op de erfopvolging toepasselijke recht, of de erflater een testament had,...
De rechtsgevolgen van de Europese Erfrechtverklaring zijn in alle lidstaten dezelfde. Met een Erfrechtverklaring kan men zich bijvoorbeeld wenden tot een buitenlandse bank voor het opvragen van informatie met betrekking tot bankrekeningen op naam van de erflater.
Cazimir Advocaten,
20 juli 2015